Vrij
Ik kijk op mijn horloge. Het is 19.25 uur. Ik pak mijn felrode lipstick uit mijn met witte parels bezaaide clutch en stift nog eenmaal mijn lippen. Als we er bijna zijn werp ik een laatste blik in de spiegel en kijk tevreden naar mezelf.
Vlak voor de rode loper stopt de taxi. Mijn hart bonkt. Ik adem diep in, en dan gaat het portier open. Het geluid van de joelende menigte is oorverdovend. De flitsen van de camera’s doen me verblinden, en ik knipper onwennig met mijn ogen.
Stuntelig zwiep ik eerst mijn ene, en dan mijn andere been uit de auto. De enige glitterpumps die ik in maat 43 heb kunnen vinden schitteren in de late avondzon. Meters stof volgen me als ik onzeker de eerste treden op de rode loper zet. Blikken van verwondering en verbazing, van trots en ontroering, maar ook van minachting en afkeuring bereiken me en neem ik dankbaar in ontvangst. Dit is mijn moment waarop ik zo lang heb gewacht.
Als ik bovenaan de trap van de grote zaal sta valt iedereen stil. Alle blikken zijn op mij gericht. Mijn jurk, die op mijn lengte van 1.95 cm is gemaakt, heeft alle kleuren van de regenboog. De afbeeldingen van mensen in al hun vormen van zijn vertegenwoordigen iedereen in het universum. Iedereen is van de wereld, en de wereld is van iedereen neurie ik terwijl ik, onhandig wiebelend op mijn hakken, langzaam de trap afdaal. Als ik het podium betreed en de prijs voor beste thrillerdebuut in ontvangst neem voel ik hoe een traan van geluk over mijn wang loopt en leef ik mijn ultieme droom.
Langzaam ontwaak ik. Ik wrijf in mijn ogen en knipper een paar keer. De realiteit dringt steeds meer tot me door en de teleurstelling die volgt is onbeschrijflijk. Ik ga rechtop zitten en wrijf over mijn rug die pijn doet van het slapen op het dunne matrasje. Ik sjok naar de vuile wastafel en neem een slokje water om het stof dat in mijn keel is opgehoopt weg te spoelen. Op een dag zal ik kunnen ontsnappen uit dit donkere, stinkende hol waarin mijn vader me al zo lang houdt opgesloten. ‘Zondaars moeten gestraft worden’ zei hij letterlijk toen hij me betrapte in een jurk van mijn zusje en hij me afsloot van de rest van de wereld. Geboren in het lichaam van een jongen waarin ik me niet thuis voel ontnam hij me het recht op bestaan. Het recht om te zijn wie ik ben, het recht om te leven zoals ik wil leven.
Tik tik. Ik kijk naar boven. Voor het piepkleine raampje – het enige raam waardoor ik kan zien of het dag of nacht is – zit ‘ie weer: het mooie vogeltje in al zijn kleurenpracht. Zonder woorden zegt hij: hou vol. Als ik hem zie wegvliegen toont hij zijn meest kostbare bezit: vrijheid. Vrijheid om te leven, vrijheid om te zijn.
Hij is alles.
